Dit schilderij was door vererving in het bezit gekomen van mevrouw Bieruma Oosting - Baronesse van Harinxma thoe Slooten te Beesterswaag. Na het uitbreken van de oorlog werd er van verschillende kanten interesse voor het schilderij getoond. Een verzoek van de kunsthandel Van Praag om het schilderij te kopen werd geweigerd. Ook werd de eigenaresse benaderd door de firma Katz, die aangaf dat Göring het schilderij wilde kopen. Toen mevrouw Bieruma Oosting niet daartoe bereid bleek, deelde de vertegenwoordiger van de firma Katz mee dat 'indien zij tot verkoop van het schilderij zou besluiten er waarschijnlijk eenige joden mee gered zouden kunnen worden'. In een verklaring van J.M. Bieruma Oosting van 28 mei 1945 werd aangegeven dat Mevrouw Bieruma Oosting hier niet op in ging omdat zij het schilderij niet wilde verkopen en omdat geen garantie kon worden geboden dat de joden daadwerkelijk vrijgelaten zouden worden.
Mevrouw Bieruma Oosting besloot later toch tot verkoop van het schilderij over te gaan. Op 11 januari 1943 werd het schilderij verkocht aan de Dienstelle Mühlmann voor Hfl. 160.000,- , uitbetaald in 98 preferente aandelen van de Dortsche Petroleum Maatschappij. In de koopovereenkomst werd opgenomen dat deze niet afkomstig zouden zijn uit joods bezit. Ook werd de voor mevrouw Bieruma Oosting belangrijke clausule opgenomen dat de ernstig zieke zoon van mevrouw Bieruma Oosting, Johan Maurits, niet zou worden opgeroepen voor het verrichten van diensten zoals militaire dienst en dat de inboedel van het huis 'Lauswolt' niet verder gevorderd zou worden.
Na de oorlog werd mevrouw Bieruma Oosting gedaagd voor het Tribunaal van het Arrondissement Leeuwarden die dit schilderij als nationaal kunstbezit beschouwde dat niet aan het buitenland verkocht had mogen worden. Op 29 januari 1947 werd daar het vermogen van mevrouw Bieruma Oosting verworven door de verkoop van het schilderij, verbeurd verklaard.
De Nederlandse Staat herstelt in een overeenkomst gedateerd 22 september 1953 mevrouw Bieruma Oosting formeel in het eigendom van het schilderij. Daarbij werd verder geconstateerd dat alle effecten, behalve één, langs de weg van het effectenrechtsherstel waren opgeeist en dat uitspraken in deze rechtsherstelprocedures Mevrouw Bieruma Oosting hadden veroordeeld de effecten aan de voormalige bezitters terug te leveren.
In dezelfde overeenkomst werd vastgelegd dat mevrouw Bieruma Oosting het schilderij weer verkocht aan de Staat en dat het ene overgebleven preferente aandeel in volle eigendom overging op mevrouw Bieruma Oosting. In de overeenkomst werd tevens opgenomen dat mevrouw Bieruma Oosting het schilderij destijds 'onder dwang, bedreiging of onbehoorlijke invloed van of vanwege de vijand' had verkocht.
Reconstructie Herkomstgeschiedenis
1915
Harinxma thoe Slooten, P.A.V. van
Holwerd
collectie
ICN inventariskaart; C. Hofstede de Groot, Verzeichnis der Werke Holländischen Maler, Esslingen a. N./Parijs, zesde deel, 1915, p.177, nr.362; Tent.cat. Rembrandt Tentoonstelling, Rijksmuseum, Amsterdam, juli-oktober 1935, nr.14
1915
Harinxma thoe Slooten, R. baron van
Beetsterswaag
collectie
ICN inventariskaart; Archief SNK nr.433, 863; C. Hofstede de Groot, Verzeichnis der Werke Holländischen Maler, Esslingen a. N./Parijs, zesde deel, 1915, p.177, nr.362; Tent.cat. Rembrandt Tentoonstelling, Rijksmuseum, Amsterdam, juli-oktober 1935, nr.14
1935
1943-01-11
Bieruma Oosting-Harinxma thoe Slooten, A.J. baronesse van